Winkelleegstand bedreigt binnensteden en dorpskernen
Nederland heeft sinds oudsher ten opzichte van andere landen niet alleen veel winkeloppervlak, maar ook een dicht netwerk van winkelcentra. Tijdens en na de bankencrisis zagen we al een belangrijke kentering ontstaan in die fijnmazige structuur. Maar de Coronapandemie lijkt een minstens zo grote “gamechanger” voor het winkellandschap te worden door de sluiting van marginale bedrijven en een permanent veranderd koopgedrag.
Leegstand versterkt zichzelf?
In een gatenkaas kunnen winkels en horeca niet overleven. Speciaalzaken hebben andere winkels nodig en leegstand leidt tot verpaupering en verloedering. Zo ontstaat een zichzelf versterkend effect en dat is zorgelijk. Want onze vitale winkelgebieden hebben met een totale oppervlakte van circa 27 mln. m2 een primaire functie in onze verzorgingsstructuur. Ze dragen daarmee in belangrijke mate bij aan de leefbaarheid in buurten, wijken, dorpen en binnensteden. Bovendien zijn de circa 90.000 winkels een belangrijke schakel in het toeristische- en recreatieve aanbod van steden en dorpen. Het belang van de retailsector gaat daarmee veel verder, dan alleen de werkgelegenheid van bijna 900.000 banen (9% van de totale werkgelegenheid).
Structurele leegstand
Veel winkels die verdwenen zijn, zullen in het post-Coronatijdperk niet meer terugkomen. Al meer dan 20 jaar leeft Nederland op een te grote voet, als het gaat om het areaal aan winkelvloer-oppervlak (WVO) in relatie tot de consumentenbestedingen. Tijdens de bankencrisis leidde dat overschot aan meters ook daadwerkelijk tot een forse leegstand, zelfs op A1-locaties (o.a. V&D vestigingen). Deze leegstand werd vervolgens deels opgelost door transformatie naar woningen, horeca en overige functies. Maar sinds begin 2019 liep de leegstand alweer gestaag op tot 8% door een stagnerende transformatie en de sluiting van winkelketens (Locatus, 18-01-2020). De transformatiemogelijkheden naar horeca lijken inmiddels de grens bereikt te hebben, zeker nu ook veel horecabedrijven het hoofd niet boven water kunnen houden. Kortom, er zal op korte termijn dus sprake zijn van aanzienlijke structurele leegstand door een overcapaciteit.
Wat zijn oplossingsrichtingen?
Aantrekkelijke winkelgebieden voldoen aan het adagium van de 3 C’s: compact, compleet en comfortabel. Leegstand in winkelgebieden kan dus bestreden worden door in te zetten op het verder concentreren, transformeren, saneren en revitaliseren. De uitkomst van dit proces kan zijn dat winkelgebieden transformeren naar verblijfsgebieden, waarbij ook cultuur, ambachtelijke bedrijven en dienstverlening een rol spelen. Gemeenten, pandeigenaren en winkeliers hebben hier een gezamenlijke taak.
Wat kan de rol van de Provincie Gelderland zijn?
Vanuit haar kerntaak Ruimtelijke Ordening heeft de provincie al een belangrijke taak voor het vestigingsklimaat. Samen met de gemeenten worden de contouren van het speelveld bepaald waarbinnen de markt zijn werk kan doen en ondernemers met elkaar kunnen concurreren. De provincie heeft al 2 instrumenten om leegstand te kunnen bestrijden, namelijk ‘Steengoed Benutten’ en de Ontwikkelingsmaatschappij Herontwikkeling Gelderland (OHG). Maar de provincie zou meer kunnen doen. Bijvoorbeeld het ondersteunen van gemeenten met data om de potentie van hun winkelgebieden en de boventallige winkelmeters te bepalen. Of het ondersteunen van ondernemersverenigingen met cofinanciering van collectieve activiteiten, zoals bijvoorbeeld centrummanagement, citymarketing en verbetering van de organisatiegraad. Daarom pleit de VVD voor een actieplan om de dreigende leegstand zoveel mogelijk te bestreiden.
Bron foto: Provincie Gelderland